Oude liefde met roestplekken
De eerste DAF personenauto zorgde vijftig jaar geleden voor een sensatie op de AutoRAI. Maar eigenlijk was de auto nog helemaal niet rij-klaar. “Gelukkig was dat toen niet bekend, dat zou echt een deceptie zijn geweest”, zegt voormalig DAF-perschef Oscar Wibaut. Ad Verschuuren bewijst dat die speciale gevoelens van een halve eeuw geleden nog steeds bestaan. Zijn leven staat volledig in het teken van het Eindhovense automerk en hij wil dat graag met iedereen delen.
De buitenkant van het rijtjeshuis verraadt niets over de aanwezigheid van een klein museum binnen. Eindhovenaar Ad Verschuuren (54) opent met een lach zijn voordeur, het DAF-logo prijkt op zijn borst. Heeft hij het shirt speciaal voor deze gelegenheid aangetrokken, of is het stom toeval? Het antwoord op die vraag wordt snel duidelijk als hij zijn huis laat zien. Ad woont alleen, zijn moeder is sinds kort naar een verzorgingstehuis. De woonkamer is niet groter dan veertig vierkante meter, maar er is geen centimeter onbenut gelaten. Overal waar je kijkt, word je herinnerd aan vroegere DAF-tijden. Van reclameborden tot deelnamebewijzen aan beurzen, Ad heeft overal een verhaal bij. In een kleine vitrine staan wat miniatuurautootjes. “De rest staat boven, die zien we zo wel”, zegt hij. De spullen in de woonkamer zijn slechts een klein deel van zijn gigantische collectie. “Ik verzamel de miniaturen al zo’n veertig of vijftig jaar. Ik heb er ongeveer vierhonderd”, vertelt de kleine man met grote trots.
Het meest trots is Ad op de zes grote foto’s die aan de muur boven het raam hangen. Het zijn auto’s die hij heeft gehad of gereden. Bij twee foto’s wordt hij echt enthousiast, die wagens wachten namelijk op ons in de garage. “Wil je nu al kijken, of zullen we dat dadelijk doen?” Wat is er eigenlijk zo mooi aan DAF? “Het is dicht bij huis en het heeft een unieke aandrijving. Ik ben trots dat het uit Eindhoven komt. Of ja, Brabant eigenlijk.”
Op 13 februari 1958 toont DAF haar eerste creatie aan de mensheid. De auto bood plaats aan vier á vijf personen en was volledig automatisch door een speciaal ontworpen transmissie, de Variomatic. Zo bijzonder dat men de term Pienter Pookje bedacht. Het bleek de sensatie van de AutoRAI. Op de beurs zelf bestelden vierduizend mensen de auto, terwijl de productie nog niet eens was begonnen. De droom van DAF-oprichter Hub van Doorne was een feit.
Ad’s eerste eigen auto was een DAF 33, total-loss en rijp voor de sloop. Die wagen heeft hij samen met zijn broer helemaal opgeknapt. Hij mocht er nog niet in rijden omdat hij zijn rijbewijs niet had en dus stond de auto te pronken in de garage. Toen hij eindelijk zijn rijbewijs had, sloeg het noodlot toe. Door zijn suikerziekte raakte hij aan één oog blind en met het andere oog kon hij slechts voor veertig procent zien. Rijden mocht niet meer, de liefde werd er niet minder op. Vanwege zijn oogproblemen heeft hij ook nooit een werkcarrière op kunnen bouwen. Dat betekent dat autodidact Ad al bijna dertig jaar elke dag aan zijn hobby kan werken en zich inmiddels expert mag noemen.
Voor het DAF-museum en de DAF Club Nederland houdt hij de wagens rijdend. De beste stuurlui staan dus aan wal. “Ik mis het rijden wel, maar ik ga nog wel steeds mee op tourtochten. Vorig jaar gingen we naar Engeland. Dan regel ik een chauffeur van de DAF club die me rondrijdt. Iedereen kijkt altijd naar de bestuurder, ik zit er trots naast. Ik voel me dan net een directeur.” En om zijn woorden te ondersteunen, komt er een plakboek op tafel. Vol foto’s en herinneringen waar hij graag over vertelt.
De DAF 600 was lang een goed bewaard geheim. Er gingen in die tijd wel geruchten over de aanstaande auto, maar de fabriek deed er alles aan om journalisten om de tuin te leiden. “Verslaggevers van Autovisie lagen langs de Geldropseweg om te jagen op primeurs. We hebben de wagen toen gecamoufleerd als een soort bestelauto. Met een zeil achterop en een andere motorkap. Niemand wist dat het om de DAF 600 ging”, herinnert Eindhovenaar Oscar Wibaut zich. Oscar, inmiddels drieëntachtig jaar, was de perschef die de introductie begeleidde.
Het is slechts één boek uit de immense collectie, maar het liefst wil Ad álles laten zien. Nu zit hij echter op hete kolen, hij moet naar buiten. We Gaan Rijden! “Daar heb je er weer één, een Variomatic”, zegt hij als hij een auto voorbij hoort rijden. “Dat hoor je aan het geluid. Ik kan zelfs horen welk type het is, dat heeft te maken met de banden in de Variomatic.”
De grote garagedeur gaat open en de typische neus van de DAF 600 steekt naar voren. In de ruimte staan de oogappeltjes tussen schappen vol met reserveonderdelen. Een groot magazijn in een kleine schuur. Alles is netjes opgeruimd, dat wel. Ad neemt me mee rond de DAF 600 en DAF 33 en vertelt wat er op de wagen is gezet, wanneer dat is gedaan, wat bij welk type hoort en wat de ontwikkeling van de auto is. De achterbak van de 600 gaat open en die blijkt gevuld met permanente onderdelen. Een dynamo, een startmotor en een extra as moeten Ad rijdend houden bij pech onderweg.
Vlak voor de AutoRAI van 1958 kwam een verslaggever van het Brabants Dagblad naar Oscar Wibaut toe. Hij had gehoord van de geruchten en wilde weten hoe het zat: “Oscar, houd nou toch eens op met die spelletjes. Ik geloof niets van een transmissie met riemen.” De slimme perschef antwoordde met: “Nee, dat is ook idioterie natuurlijk. Hoe komen ze erbij?” Bij het vertellen schiet hij nu nog steeds in de lach. “Als hij eens wist hoe dicht hij bij de waarheid zat.”
De meeste aandacht in de schuur gaat uit naar een kleine DAF die niet hoger dan mijn knieën komt. Het is een zelfgemaakte trapauto in de vorm van een DAF 600. En natuurlijk klopt alles. Het stuur was eigenlijk een brandkraan, maar met wat laswerk is het een echt DAF-stuur geworden. Er zit verlichting op, een radio, bumpers en de emblemen van DAF. De wagen is af met een antenne op de juiste plaats, een toeter, kentekenverlichting en knipperlichten. Hier is heel wat tijd en liefde in gaan zitten. De replica ziet er aantrekkelijk uit, maar de grote versie roept om aandacht.
Na vijftig jaar blijkt de wagen nog steeds goed in vorm. De stoel is verrassend zacht, een genot voor je rug. Het piept en kraakt niet, maar voelt gewoon goed. Het stuur is wat groter dan bij een moderne auto en het dashboard stelt niet veel voor. Een kilometerteller en een zelfingebouwde radio en daarmee houdt het wel op. Op de teller staan slechts tachtigduizend kilometers, een teken dat er zuinig met deze klassieker wordt gedaan. Ad maakt er ongeveer zesduizend kilometer per jaar mee. Op de teller van de andere DAF staan meer dan vierhonderdduizend kilometer. Het is de oude wagen van zijn vader waarmee ze ooit op vakantie naar Noorwegen zijn gereden. Zelfs deze horde, een retourtje Noordkaap van zesduizend kilometer, werd met de DAF 33 genomen.
De carrosserie was klaar en daarmee stond DAF op de beurs. De productie duurde echter veel langer dan dat. Wibaut: “Het was echt een gebrek aan ervaring. Ze hadden geen idee in wat voor tempo ze moesten werken en wat voor aantallen ze moesten maken. In sommige wagens zat wel een motor tijdens de presentatie, in de andere niet. Gelukkig was dat niet bekend, dat zou echt een deceptie zijn geweest. Maar goed, er was zóveel volk, die hadden nooit allemaal onder die auto kunnen kruipen om te kijken.” De wagen ging pas echt in productie twee jaar na de beurs.
Ad rijdt de DAF 600 een klein stukje naar buiten. De oude wagen heeft in het begin een beetje moeite met starten. Hij pruttelt nog wat tegen voordat hij klaar is voor vertrek. Ik neem het stuur over en Ad komt triomfantelijk naast me zitten. Wat onwennig stuur ik de wagen door de woonwijk, op naar het grote avontuur. De tocht gaat over de Helmondweg, via Gerwen en Nuenen weer terug naar Eindhoven. We zijn nog geen vijf minuten onderweg en de regen komt met bakken tegelijk uit de lucht. Gelukkig houden we het binnen droog, volgens Ad is dat nu nog best bijzonder bij dit type. Het rijden is wel even wennen. De wagen schiet op de natte weg van links naar rechts en het kost grote moeite om recht op de weg te blijven. Mijn handen klem ik stevig om het stuur. Ondertussen praat Ad rustig door, maar zijn woorden gaan deels langs me heen. “Ik heb wel andere auto’s gehad om op te knappen. Ook waar je mee moet schakelen. Maar dat nieuwe spul trekt me niet zo.” Ik probeer zo goed mogelijk op de weg te letten. Ik wil het niet op mijn geweten hebben dat dit relikwie haar laatste kilometers heeft gereden. Ad blijft rustig, hij eet zijn Sultana en voelt zich weer een directeur.
We komen weer veilig aan op de plaats van bestemming. Mijn handen zijn klam en het zweet staat op mijn rug. Ad niet, die geniet. Ik zet de auto op de plaats en hij mag hem de garage in rijden. “Fijn, mag ik ook weer een stukje rijden.” Het zijn slechts zes meters, maar hij voelt zich er goed door. Voor we weer naar binnen gaan, wil hij even nog wat laten zien. Hij zet de radio in de garage aan en op de tonen van Guus Meeuwis lichten twee logo’s van DAF op. “Nee, ik ben niet gek.” Slechts gek op het merk dat Hub van Doorne vijftig jaar geleden oprichtte.
Vorig jaar vierde men de vijftigste verjaardag van de DAF 600, maar eigenlijk klopt dat dus niet. In 1958 werd hij gepresenteerd, in 1959 kwamen enkele auto’s van de band en pas in 1960 begon DAF echt met produceren. Wibaut: “De geboorte van het idee ligt in 1954. Toen riep Hub enkele mensen bij elkaar die de wagen moesten ontwerpen en schetsen.” Klopt het verjaardagsfeestje van vorig jaar wel dan? Ook met een leeftijd van ongeveer vijftig jaar blijft het een bijzondere auto en de wagen blijkt nog steeds erg populair. “Ik zeg wel eens dat we nu populairder zijn dan toen. We hadden veel meer respect en nationale trots verdiend. Pas toen we ermee ophielden begonnen mensen te klagen. Dat noem ik krokodillentranen.”
Kader:
DAF Club Nederland
Vierendertig jaar na de ondergang van de DAF Personenauto, is een groep van tweeduizend leden nog steeds erg begaan met het lot van dit Nederlandse automerk. De DAF Club Nederland telt tweeduizend leden en door middel van tourtochten, sleuteldagen en een uitgebreid magazijn proberen zij de DAFjes rijdend te houden.
Het magazijn is zestienhonderd vierkante meter groot en telt twaalfduizend nieuwe gelokaliseerde onderdelen. Dat zijn dus alleen de onderdelen waar men van weet waar ze liggen. Wil je zelf een DAF rijden, kopen of opknappen? Dan moet je lid worden van de club. Het is niet zeggen wat het kost om een DAF te kunnen rijden, dat verschilt per auto en wat de verkoper er voor vraagt. Je moet hem nooit op internet kopen, want dan weet je niet wat ermee is gebeurd. Echt heel goede auto’s zijn er ook niet meer, het vraagt veel onderhoud. Je moet dus weten waar je aan begint, maar met de expertise van de mannen van het magazijn ben je aan het goede adres.
Kader:
DAF Museum Nederland
Voor wie nog even wil genieten van DAF in al zijn facetten, kan terecht in het DAF Museum. Het grote pand aan de Tongelresestraat houdt de herinnering aan het Eindhovense automerk levend. Twaalfduizend bezoekers per jaar zien oude personenwagens, verschillende trucks, voorlichtingsfilms en zelfs het oude kantoor van oprichter Hub van Doorne. Een kaartje kost zeven euro.
Kader:
DAF Personenauto
In 1958 presenteerde men de eerste DAF 600, in 1976 stopte de productie van de personenauto’s. In zeventien jaar rolden er meer dan één miljoen auto’s van de band.
De verschillende types:
DAF 600 van 1959 tot 1963
DAF 750 van 1961 tot 1963
DAF Daffodil van 1961 tot 1967
DAF 44 van 1966 tot 1974
DAF 33 van 1967 tot 1974
DAF 55 van 1968 tot 1972
DAF 66 van 1972 tot1975
DAF 46 van 1974 tot 1976
ED-tv maakte dit filmpje met Ad na mijn artikel:
Foto: Freekje Groenemans
Michiel
Letters. Woorden. Zinnen. Alinea's. Verhalen. Schrijven is echt mijn ding. Ik vertel in mijn verhalen wat ik dagelijks meemaak of wat er in mijn hoofd speelt. Soms leuk, soms ontroerend, altijd persoonlijk. Ik neem je graag mee in mijn leven...
Eén reactie
B.P. van den Berg
Het is steeds weer leuk te zien dat het design van de DAF 600 in 1955 mede gestart door Piet van den Berg zo’n succes heeft gehad en nog steeds aandacht krijgt, dit design afgeleid van de PRINZ van NSU. Dat ik nog tekeningen heb van zijn hand en de bezoekverslagen aan Allgaier in Stutgartt waar de dikte van het plaatwerk is bepaald mede in verband met de standtijd van de matrijzen. (Tussen de dikte van de kever en eendje in!) zijn een waar genot als jongste zoon van hem!
Bas van den Berg ( Veldhoven)